
Bevolkingsimplosie: een reëel perspectief?
De vrees groeit in sommige landen dat zij een bevolkingsimplosie mee zullen maken. Maar hoe reëel is dat? Op basis van Eurostat-projecties tot het jaar 2100 is een dergelijk scenario van sterke krimp mogelijk door een lager kindertal dan wel wanneer migratie geen rol meer speelt. Het gevolg zal niet alleen een structurele bevolkingskrimp zijn maar ook een nog sterker vergrijzende samenleving.
De laatste jaren doen steeds meer verhalen de ronde over een geboortecrisis met een krimpende bevolking of zelfs een ‘bevolkingsimplosie’ als gevolg. Het is een regelmatig terugkerend onderwerp in de nationale en internationale pers en in extremere kringen wordt gesproken over een ‘demografische winter’. Een bevolkingsimplosie is ongeveer het spiegelbeeld van de jaren zestig en zeventig, toen men juist bevreesd was voor een bevolkingsexplosie en onhoudbare geboortecijfers in ontwikkelingslanden. Halverwege de jaren zestig piekte de groei van de wereldbevolking. In 1968 verwoordde de Amerikaanse ecoloog Paul Ehrlich zijn zorgen hierover in het boek The Population Bomb. Honderden miljoenen zouden sterven van honger als er niet snel ingegrepen zou worden. En daarmee was de toon in het publieke debat gezet. Die zorgen sijpelden in 1972 door in het rapport van de Club van Rome, waar Ehrlich overigens deel van uitmaakte. Sinds die tijd is het tempo van de bevolkingsgroei alleen maar gedaald; de wereldbevolking groeit nog wel maar in een steeds langzamer tempo. De consequenties voor milieu en klimaat van de groeiende wereldbevolking, waar toen voor gewaarschuwd werd, zijn echter wel tastbaar. Momenteel omvat de wereldbevolking 8,2 miljard inwoners. Van een bevolkingsexplosie is echter geen sprake meer. Integendeel, nu wordt steeds vaker gesproken over een bevolkingsimplosie. Structurele bevolkingskrimp zou echter een betere omschrijving zijn omdat demografische processen zich in de regel langzaam voltrekken.
[....]